Waarom mag een arme niet z’n nier verkopen?

28-07-2012 14:42

 

Waarom mag een arme niet z’n nier
verkopen?
Het verbieden van handel in organen leidt tot sterfgevallen en houdt armen arm
>Armen mogen hun organen niet aanbieden, terwijl hier mensen sterven door het donortekort.
>Commercialiseer de orgaanmarkt.
Door MARCEL ZUIJDERLAND
In 2007 bracht De Grote Donorshow van BNN een golf van internationale publiciteit teweeg. Maar veel
donornieren leverde het niet op. De ‘winnaar’ van de show, Vincent Moolenaar, wacht nu nog steeds
op een donororgaan, samen met bijna 1300 anderen in Nederland. Velen daarvan zullen sterven. In
Europa sterven dagelijks al twaalf mensen terwijl ze wachten op een donororgaan.
Dat zijn er teveel. Het zou ook anders kunnen. Namelijk als organen te koop zouden zijn. Zelfs
tegenstanders erkennen dat betalen voor organen zal leiden tot het beschikbaar komen van meer
donororganen. Maar helaas mag niemand zijn organen te koop aanbieden. Internationale wet- en
regelgeving verbiedt dat.
Veel van die regelgeving is gebaseerd op het beginsel van non-commercialiteit van het menselijk
lichaam en lichaamsmateriaal. Altruïsme en naastenliefde zouden de motieven moeten zijn om
lichaamsmateriaal af te staan. Winst maken mag niet, want betalen voor lichaamsmateriaal zou niet in
overeenstemming zijn met respect voor de menselijke waardigheid, is de redenering.
Dat zal wel, maar donoren haal je er niet mee over de streep. De Britse econoom en moraalfilosoof
Adam Smith (1723 – 1790) zei ruim twee honderd jaar geleden al dat het ‘niet vanwege de goedheid
van de bakker is dat we dagelijks ons brood verwachten, maar vanwege zijn eigenbelang’. Wat voor
bakkers geldt, geldt evenzeer voor donoren. Toch blijven we vasthouden aan het principe van noncommercialiteit.
Waarom toch? Er zal meer donormateriaal beschikbaar komen als we het loslaten. En bovendien
zullen zowel de aanbieder als de vrager van lichaamsmateriaal optimaal profiteren bij een goed
functionerend marktmechanisme. De aanbieder krijgt de beste prijs voor de verkoop van zijn organen,
en de vrager krijgt daarvoor in ruil zijn gezondheid terug. Beter kan je het niet krijgen.
Maar naast dit utilistisch argument, is er ook nog een principieel argument in te brengen tegen de
verdragen of wetgeving die mensen verbieden hun organen te verkopen. Het is namelijk een
fundamenteel rechtsbeginsel dat ieder mens met zichzelf mag doen en laten wat hij wil. Iedere mens
is meester van zichzelf. Zijn leven en lichaam behoren een mens zelf toe, en niemand anders. Een
overheid die haar burgers door wetgeving of verdragen verbiedt hun organen te verkopen, doet
feitelijk niets minder dan ze tot haar lijfeigenen maken. Dat is onrechtmatig en daarom ook
onaanvaardbaar.
Tegenstanders van marktwerking in lichaamsmateriaal brengen hier meestal tegen in dat mensen
die een nier laten wegsnijden, dat niet doen omdat ze 'meester van zichzelf zijn' maar omdat ze
straatarm zijn. Dat klopt. Ik zou voor nog geen miljoen mijn nier willen verkopen. Maar dat geeft mij
niet het recht om straatarme mensen vervolgens te verbieden die van hun voor duizenden euro's of
meer te verkopen. Overigens, als het afstaan van een nier voor de donor het verschil uitmaakt tussen
mensonterende armoede en een beter bestaan, én voor de ontvanger het verschil tussen leven en
dood, waar hebben we het dan nog over?
Je kunt het uitbuiting van armen noemen, en daarom orgaanhandel stelselmatig afkeuren. Maar dan
moet je ook consequent zijn, en iedere geldstroom die van rijk naar arm vloeit afkeuren. Want als je
niet duidelijk kan aangeven wat nu het wezenlijke verschil is tussen iemands lichaamsmateriaal en zijn
arbeid, dan moet je feitelijk alle transacties met lagelonenlanden verwerpen. Ik vrees dat er dan weinig
meer te kopen over blijft in de rijke landen, en daar schieten zowel de rijken als de armen niets mee
op. Hoe wrang het ook is, armen zijn vooralsnog meer gebaat bij 'uitbuiting' dan met niets.
Waar je je wel hard voor moet maken is dat cowboys en louche uitbaters geen voet aan de grond
krijgen in deze markt. Dat zou kunnen door een internationale standaard op te stellen voor klinieken
die in lichaamsmateriaal handelen, en certificaten af te geven als ze daar aan voldoen.
Als het om respect voor menselijke waardigheid gaat, dan is de handhaving van zo’n standaard van
veel groter belang dan krampachtig vasthouden aan een houding van non-commercialiteit die de
verkoop van lichaamsmateriaal bij voorbaat uitsluit.
 
Zoals het nu gaat worden mensen op de wachtlijst door het verbod op de verkoop van organen het
graf in gereguleerd, en de armen arm gehouden. Ik kan daar onmogelijk respect voor menselijke
waardigheid in ontdekken.
Marcel Zuijderland is filosoof.

Bron  https://zuijd.nl/pdf/11-03-31_Waarom%20mag%20een%20arme%20niet-NRCNext.pdf